In 1939/1940 werd in Pamel met stalen versperringen op rollen (= Cointetelementen of antitankhindernissen) een IJzeren muur opgetrokken die vanaf de Dender over een afstand van iets meer dan één kilometer zigzagde in de richting van Meerbeke. De IJzeren muur was onderdeel van een aftakking van de K(oningshooikt-W(aver)-linie, aftakking die liep van Waver tot Pamel.
De KW-linie moest obstakel zijn voor de Duitsers, de aftakking hindernis voor Frankrijk en zo uiting zijn van de neutraliteit van België. Eind 1941 lieten de Duitsers in Pamel de IJzeren muur demonteren.
Twee resterende meerpalen zijn getuigen: 1 te midden van de Denderweiden en 1 op de grens met Meerbeke.
In een zestal dorpen op de aftakking werden bunkers gebouwd, zo ook te Pamel. De richtlijnen voor de aanbesteding waren zeer strikt, niet alleen op het uit te voeren werk en de materialen maar ook op de persoon van de aannemer, zijn personeel en het personeel dat hij eventueel ter plaatse zou aanwerven. Zo moest hij bij de aanwerving van arbeiders de voorkeur geven aan oud-strijders en oorlogsinvaliden. Ook zijn nationaliteit moest hij bekend maken. Van de gebruikte materialen moest hij het land van herkomst aangeven. Deuren, rekken en affuiten mochten enkel door de Belgische staat geleverd worden. Ze werden afgeleverd in het station van Ninove van waar de aannemer zelf voor het vervoer ervan moest zorgen.
De dikte van het plafond en van de muren bedraagt 1,30 m, de funderingen gaan 2 m diep, dit alles om bestand te zijn tegen een ononderbroken beschieting met granaten van 150 mm en afzonderlijke inslagen van granaten van 220 mm.
Aan de buitenkant zijn de muren bekleed met cementen noppen, “eitjes” of “Tiroler tepeltjes” genoemd. Ze hebben een gemiddelde dikte van 3 cm en moesten een soort bladerenscherm voorstellen als vorm van camouflage. Het dak bleef glad maar aan de rand ervan werden haken voorzien om camouflagenetten aan vast te hechten.
Elke bunker had 4 speciaal afgeschermde kokers om handgranaten naar buiten te laten rollen: het gat binnen is tegen het plafond, het gat buiten net boven de grond.
Op het dak is er een koepeltje met een opening voor de periscoop. Hierdoor kon de observator de omgeving waarnemen en zijn bevindingen via een veldtelefoon aan zijn rechtstreekse chef doorgeven.
Elke bunker had twee deuren. De buitenste was een eenvoudige getraliede deur, aan de binnenkant bekleed met een dunne metalen plaat. De binnendeur vormde met de buitendeur een sas en sloot de gevechtsruimte af.
De Pamelse bunkers zijn alle vier verschillend van vorm: er zijn 2 grote en 2 kleinere. Dit heeft te maken met het aantal echte schietgaten met andere woorden met het aantal machinegeweren dat er in opgesteld kan worden: 2 of 3.
De betonnen schietgaten waren aan de buitenkant zeer duidelijk zichtbaar, ook de valse. In bunkers met 2 echte schietgaten waren er altijd 3 valse. Waren er 3 echte schietgaten dan waren er ook 3 valse.
De bezetting van een kleine bunker bestond uit 7 man: een sergeant, 2 korporaals en 4 soldaten.
Toen tijdens de nacht van 18 op 19 mei 1940 de slag aan de Dender geleverd werd en de Duitsers Pamel binnenrukten werd de bunker bestookt. Hiervan getuigen de 17 inslagen.
Van elektriciteit was nog geen sprake alleen petroleumlampen zorgden voor wat schaars licht: wie in zo’n bunker zat mocht geen last hebben van claustrofobie. En bij het vuren moet, in zo’n enge ruimte, het lawaai vreselijk geweest zijn.
Het gemeentebestuur maakte in 2002 één van de bunkers open. Rond de bunker werd een weide aangelegd, rekening houdend met de Keltische symboliek: een plek waar het aangenaam vertoeven is. Het is een prima plek om even te ontspannen na een wandeling of fietstocht. Een schitterend panoramisch zicht op de wijde omgeving krijgt men er gratis bovenop.